Kale bosmier (Formica polyctena)
Kenmerken:
De kop en het lichaam van een kale bosmier is rood tot roodbruin van kleur en zwart gevlekt. Het achterlijf is zwartbruin met rood. De grootte van de werksters kan variëren van 4 tot 9 mm.
Voortplanting:
Bij de kale bosmier vinden paringen relatief vaak vlakbij het nest plaats, waarna de bevruchte koninginnen weer in het oudernest opgenomen kunnen worden. Zo zijn er vaak meerdere koninginnen in een nest aanwezig die daardoor flink kan groeien. Als er te veel werksters in een nest zijn, volgen nestafsplitsingen. De kale bosmier heeft dus vaak meerdere koepelnesten vlak naast elkaar liggen. In het veld zijn dergelijke series goed te vinden (bv. langs een bospad of bosrand), en er is te zien dat daartussen druk verkeer van werksters bestaat. Deze nestkoepels vormen dus één grote kolonie.
Leefomgeving:
Kale bosmieren komen over het algemeen voor in naald- en loofbossen. Van takjes en naalden maken zij koepelnesten. Zij eten andere (vaak schadelijke) insecten.
Schade:
Koepelnesten, die in de buurt van woningen gemaakt zijn, zijn uitermate hinderlijk.
Wering/preventie:
Geven de mieren overlast: schep de nesten (met de mieren) op en leg ze minimaal 1 km verder in het bos weer neer.