Veldmuis (Microtus arvalis)
Kenmerken:
De veldmuis is bruin tot grijsbruin van kleur met soms kleurvariaties tot zwart toe. De snuit van de veldmuis heeft een plompe, stompe bouw. De oren en ogen van de veldmuis zijn verborgen in de vacht. Volwassen veldmuizen hebben een lichaamslengte van 9 tot 13 cm lang. De staart van de veldmuis is veel korter dan het lichaam (ongeveer 1/3 lichaamslengte) en behaard.
Voortplanting:
Vrouwtjes werpen 4 tot 6 keer per jaar, gemiddeld 5 à 6 jongen. De draagtijd is 3 weken. De jongen worden ongeveer 20 dagen gezoogd. Na 25 dagen zijn de jongen geslachtsrijp. De veldmuis leeft een jaar tot 16 maanden.
Leefomgeving:
Veldmuizen zijn goede gravers. Ze leven bij voorkeur op een droge, zonnige en beschutte plaats, maar wel met ruige en dichte plantengroei. Ze eten graag graangewassen, bollen, aardappelen, kool wortels en boomschors. De holen waarin ze leven graven ze zelf. Meestal horizontaal, maar het komt ook voor dat deze loodrecht of schuin omlaag worden gegraven, soms wel tot een diepte van 60 cm. De uitgangen zijn altijd geopend en onderling verbonden door looppaadjes. Ze leven in familieverband in een eigen leefgebied (territorium).
Schade:
Een populatie veldmuizen kan in 3 tot 6 jaar tot grote aantallen groeien. In het laatste jaar wordt een top bereikt. Daarna stort de populatie ineen en begint de cyclus opnieuw. Door de grote aantallen wordt er veel schade veroorzaakt in weilanden door ondermijning van de grasmat of het bouwland door knagen. Naast gewassen en voederkuilen is vooral de bast aan de voet van jonge bomen erg gewild. De schade in boomgaarden kan hierdoor aanzienlijk zijn. Daarnaast verspreiden ze ziektes, zoals modderkoorts door beten of door contact met urine.
Wering/preventie:
Zorg dat terreinen vrij zijn van ruige begroeiing. Zorg tevens voor een goed weidebeheer, houd de grasmat kort en egaal, maak slootkanten schoon en de begroeiing hiervan kort. Bij boomgaarden de bomenrij in zwarte grond zetten en bodembegroeiing kort houden.